Wagenmakerij De Poort


Onder Terug

Op deze pagina's zouden we graag wat meer uitleg geven over

wagenmakerij, zoals deze in stand gehouden worden in de ateliers

Wagenmakerij De Poort

De enige authentieke wagenmakerij van België

Volg hier de bouw van een drielingswagen.

Bouw van een drielingswagen.

Een drielingswagen is een kleinere versie van een boerenwagen. Kleiner: dit wil zeggen ongeveer twee derde van de normale grootte. Dit gebeurde bijvoorbeeld wanneer er slechts kleine ladingen nodig waren, of kleinere paarden ter beschikking stonden. Er werden zelfs kleine wagentjes gebouwd om getrokken te worden door honden.

Hoewel het niet nodig is om te starten van een tekening (er werd meer gewerkt met mallen) zijn we momenteel ten behoeve van de opdrachtgever toch verplicht een tekening te maken, teneinde overeen te komen hoe de wagen er uiteindelijk uit zal zien.

Dit was het resultaat van een eerste tekening

Deze werd inderdaad sterk aangepast om de proporties van de wagen te verbeteren. Omdat het de bedoeling is de wagen daadwerkelijk te gebruiken met de hulp van een poney, werd de uiteindelijke grootte bepaald door de gewenste vloerlengte, de schofthoogte van het paardje en de maximale doorgangsbreedte van de te bereiden paadjes.

Het maken van de wielen

Dit is het eerste wat moet gebeuren. En dit vangt dan op zijn beurt weer aan met het draaien van de naven. 'Bossen' zeggen wij in Vlaanderen. Voor deze wagen konden mooie acacia (Robinia) spillen gebruikt worden. Deze spillen zijn stukken van de stam of dikke takken, die het hart van het hout nog bevatten. Het hout zal dan veel gelijkmatiger werken dan ander hout.

Na het draaien moeten dan de gaten voor de spaken worden aangebracht. Dit gebeurde voor deze wagen op de langgatboor van de combini. Deze tafel kan laag genoeg gedraaid worden voor het opstellen van het verdeelapparaat. De gaten worden automatisch radiaal geboord en gelijkmatig verdeeld over de naaf. Bovendien worden ze schuin geboord. Hiermee wordt de diepte of de valling van het wiel bepaald. Wat dit juist betekent zal later duidelijk worden.

De gaten moeten dan nog rechthoekig worden opgestoken. Dit kan met de beitel of het steekmes.

Dan is het de beurt aan de spaken en de velgen. Die worden uitgezaagd uit een dikke plank. Vooral de spaken moeten bijzonder droog zijn. Ze worden geschaafd en aan iin zijde voorzien van pennen. Hiervoor gebruiken we de pennenbank, de lintzaag of de pennenbank van de combini. Tenslotte worden ze met het snijmes of op de freesmachine voorzien van de juiste vorm.

Nu komt het voornaamste (en ook het zwaarste) werk. Het wiel moet 'gespaakt' worden. De spaken moeten zeer precies in de gaten geslagen worden. Hier wordt een ijzeren hamer met aangepast gewicht voor gebruikt. De spaken worden zo vast geslagen dat ze net niet verbrijzelen. Ook de naaf mag niet barsten. Daarom wordt hij reeds voorzien van iin of meer spaakbanden. Vier wielen spaken kost algauw een dag werk! Het spaken gebeurt op een spaakbank of voor grote wielen een spaakput. Deze bestaat uit twee balken voorzien van vier gaten. Tussen deze gaten wordt de naaf met behulp van vier sleutels stevig vastgekneld. De naaf wordt nu voorzien van de spaakveer. Een stevige lat met een dwarslatje erdoor waarmee gecontroleerd wordt of de spaken in de juiste richting komen te staan.

Op de foto hierboven zie je hoe een voorwieltje eerst om en om gespaakt wordt. De spaken worden nog niet op de volledige diepte ingeslagen. Je ziet hoe de sleutels de naaf vastspannen op de spaakbank. Vergis je niet, een bankschroef kan dit niet steviger! Op de voorgrond zie je de spaakveer met het dwarslatje. Links ligt de spaakhamer van 5kg. De spaakjes hebben reeds hun mooie gesneden vorm.

De spaakjes staan zoals gezegd niet haaks maar schuin naar buiten ten opzichte van de aslijn van het wiel. Hoe slechter de weg, hoe schuiner de spaken. Het gewicht valt immers steeds langs dezelfde zijde op het wiel. Bij een put in de weg krijgen de spaken van het wiel een klap in de richting van de wagen. Wanneer ze schuin staan, kunnen ze deze zijdelingse druk beter verwerken. Een bijkomend principe is dat wanneer de spaak naar binnen, dus rechter geduwd zou worden, de omtrek van het wiel noodzakelijkerwijs moet vergroten. Dit wordt echter belet door de stevige wielband. Zouden de spaken echter recht staan, dan zouden ze bij eenzelfde slag naar binnen alleen scheef komen te staan, zodat de omtrek van het wiel eerder kleiner zou worden. De wielband kan dit nu niet meer voorkomen, zodat dergelijke wielen makkelijk 'doorslagen' en bijgevolg breken. Vandaar dat rechte wielen vooral voor lichte rijtuigen en speelkarren gebruikelijk waren.

Na het spaken moeten dezelfde spaken nog voorzien worden van ronde pennen, waarmee de velgsegmenten bevestigd worden. Dit moet achteraf gebeuren omdat deze pennen anders kapot geslagen zouden worden. Voor reparaties met bestaande spaken werd soms wel met een 'hoed' gewerkt, maar het resultaat was nooit meer zo stevig. Deze pennen worden gesneden met het snijmes of gefreesd met de pennendraaier. Nadien worden de velgen op het wiel gezet met de spaaktrekker. Ein velgsegment per twee spaken. Omdat de pennen schuin staan ten opzichte van mekaar, moeten de spaken naar mekaar toe getrokken worden. Dit gebeurt met de spaaktrekker.

De verschillende velgsegmenten worden onderling verbonden met houten pinnen. Hoe krijgen we die laatste pin er nu nog tussen? De oplossing van dit kip en ei probleem is de volgende. Alle velgsegmenten worden tegelijk geleidelijk op de spaken geslagen. Hierbij wordt het wiel eerst zachtjes en dan steeds sneller verder gedraaid. Het wiel moet dus inderdaad al draaien voor het af is!

Hierboven zie je twee wieltjes klaar om te binden. Je ziet ook de twee spaakbanken en 'minneke poes' als inspecteur.

Schrijnwerk Boven